Op de kaart staat: “In één klap van vlinder naar engel”
Het park, ons “Randenbroekerbos” ruikt niet meer naar bos. De lucht van vochtige grond, varens en de ontluikende lente wordt weggedrukt door de geur van de dood. Een machtige eik is de stille getuige van een drama wat zich hier heeft afgespeeld. Twee jonge meiden hebben in een poging om te schuilen voor het aanstormende onweer, hier vorige week een veilig onderkomen gezocht. Terwijl de voet van de boom nu langzaam veranderd in een bloemenzee, kijk ik omhoog. Ik zit op de aarde en kijk omhoog naar de kroon van deze machtige eik. Een toefje blad ,vergeleken met die van de naburige kastanje. Deze staat trots met haar bloemen als kaarsen in het licht. Voor Eva en Belle is het te laat, hun kaarsjes zijn voor altijd gedoofd. In hun park was toch deze eik, met haar brandplek, misschien wel “hun boom”. De plek waar ze hun kwetsbaarheden en gevoelens met elkaar konden delen. Hun geliefden blijven achter met dierbare herinneringen die het gemis van “deze vlinders” zullen moeten compenseren. De bloemen blijven hier onuitgepakt liggen. De zakjes, waarmee ze langer blijven staan, zijn met plakband aan de bloemen bevestigd. Wat een zinloos einde van deze bloemenmeisjes”.